Terug bij af
Door: Sander Griffioen
Blijf op de hoogte en volg Sander
14 Februari 2012 | Australië, Brisbane
Na slechts 300 kilometer waren we er al. We hadden weinig keuze, qua onderkomen, want één van de luchtbedden van de tent was gesneuveld, dus werd het een veredeld hostel. Op zich hadden we een privékamer met vier bedden tot onze beschikking, maar toch, het blijft een hostel.
De volgende dag de “Grand Canyon van Australië” maar eens bezocht. Ik had mezelf er eigenlijk weinig bij voorgesteld, maar uiteindelijk was het, voor mij, het mooiste van onze reis door Australië. Ik was eigenlijk meer onder de indruk van de Canyon dan de wereldberoemde berg waar we net vandaan gekomen waren. Via een steile wandeling omhoog, belandden we op de rand van de canyon vanwaar we zo, pak hem beet 150 meter, de afgrond inkeken. Op de route kwamen we Hanneke uit Winterswijk tegen. Tja, en Nederlanders trekken uiteindelijk toch naar elkaar toe. Dus besloten we de wandeling te vervolgen met z’n drieën. Ze vertelde dat ze stewardess is bij Lufthansa. Later veranderde ze dat in piloot, detail. Ze vond dat ze misschien wat arrogant over zou komen als ze zou vertellen dat ze de baan had die ze heeft. Ze had nota bene les gehad op de school, Stella Aviations, waar mijn broer op dit moment de scepter zwaait, als ik hem mag geloven ;-).
Over de wandeling langs diepe afgronden deden we zo’n 7 uur, waar er maar 3,5 uur voor staat. Echt op ieder punt was het weer indrukwekkender dan ervoor. Hanneke maakte zo’n beetje iedere meter een foto. En aangezien mijn camera het had begeven beloofde ze me de foto’s te mailen.
’s Avonds begon het zowaar te regenen in het nationale park. Ja ja, je leest het goed, regen in de Outback. Zo’n vijf keer per jaar komt er misschien een druppeltje vocht naar beneden in dit onherbergzame woestijnlandschap, maar natuurlijk gebeurt dat wanneer wij onze intrek nemen.
De volgende morgen werd het alweer tijd om de koffers te pakken en door te trekken naar één van de meest afgelegen plaatsen ter wereld, Alice Springs. Vol goede moed, en nog steeds in de regen, reden we naar de receptie om uit te checken. Voordat we de receptie bereikten zagen we echter al borden op de weg staan met “no acces”. Wat krijgen we nou? Gauw dus maar even informatie inwinnen bij de receptioniste. Door de regen stond er zo’n meter water op de weg, waardoor iedereen in het park vast was komen te zitten. Zo hard regende het nou ook weer niet, maar in Australië is dat al voldoende om een soort rivier te creëren die dan dwars over de weg stroomt, Floodways noemen ze dat. Normaal stroomt er in dit gebied geen water door de rivier, maar door de regen komt de rivier tot leven. Waar wij in Nederland dan een brug bouwen, daar sluiten ze hier, die paar dagen in het jaar, gewoon de weg af. Misschien dat de weg in de middag weer open zou gaan, zo werd er verteld.
Bij de receptie kwamen we ook weer Nederlanders tegen, die we eerder ontmoetten in Coober Pedy. Ook zij waren gestrand, maar hadden een fourwheeldrive met een snorkel tot hun beschikking. Als het waterpijl daalt, dan kunnen hun de weg vervolgen. In de middag was het voor hen al zover. Terwijl tientallen toeristen stonden te kijken, waren zij zo’n beetje de eersten die het water, inmiddels gezakt tot zo’n 30 centimeter, trotseerden. Ook verschillende bussen konden er door, maar voor ons was er helaas nog geen doorkomen aan. Toch was het een mooi shouwspel om te zien hoe auto’s door die muur van water probeerden te komen. Sommigen werden voortgetrokken door een fourwheeldrive en bij bussen werden de airco’s aan de onderkant afgeplakt om naar binnen stromend water te voorkomen.
Mijn auto had deze reis al voldoende schade opgelopen, en we besloten daarom ook om gewoon maar een extra nachtje in het park te blijven slapen. Het was immers al laat, en om nou in het donker, door de Outback, naar Alice Springs te rijden, daar hadden we nou ik niet bepaald trek in. We mochten zelfs voor de helft van de prijs een extra nachtje blijven tukken, dus voor Nederlanders is de keuze dan al snel gemaakt ;-). Wij waren die avond zo’n beetje de enigen die in het park overnachtten. Dat had dan ook wel weer wat.
De volgende morgen stond er slechts 10 centimeter water op de weg. Dat durfde ik dan wel aan. Een tractor was net bezig met de grote schoonmaak van het asfalt, toen ik met een gangetje van 20 kilometer per uur de auto door het water ploegde. De schoonmaker vond het een wat gortige snelheid en gebaarde me af te remmen, helaas voor hem, resulteerde mijn rijstijl in een nat pak. Jammer dan, gauw verder naar Alice Springs.
Nota bene in “the middle of nowhere” stond er iemand met zijn hand omhoog mijn auto tot stoppen te dwingen. Het was de sheriff van de Outback. Ik reed ietsiepietsie te hard, maar daar ging het gelukkig niet over. Of ik even wilde blazen. Geen probleem. Welke idioot heeft er nou een slok achter de kiezen rond een uur of twaalf ’s middags. En sowieso vraag ik me af waarom mensen met alcohol nog achter het stuur kruipen, maar ach.
De eerste keer blies ik te hard, gelukkig was de tweede poging wel correct en mochten we door. Ik vroeg nog om een BOB sleutelhanger, maar de voorraad was op. De agent ging na het harde werk, misschien passeren er wel vier auto’s per uur, gelijk maar even een bak koffie halen bij het Roadhouse aan de andere kant van de weg. Dat was dan ook zo’n beetje het enige pand dat in heinde en verre te zien was. Wij vervolgden, na ontbijt naast de politieauto, onze weg naar Alice Springs.
Het is een naargeestig plaatsje. Eigenlijk heb je er niks, maar dat is dan ook wel weer de charme van de stad. Ook hier lopen er Aboriginals op straat zonder te weten wat ze nou eigenlijk aan het doen zijn. De criminaliteit in Alice Springs is zo’n beetje de hoogste van heel Australië. Daar heeft de regering het dan ook wel een beetje zelf naar gemaakt. Het resulteert in huizen met hoge hekken en supermarkten met meer dan één bewaker om alles in goede banen te leiden. We besloten er één nacht te verblijven, een treinmuseum te bezoeken en dan door te trekken naar Tennant Creek.
Het treinmuseum vertelt eigenlijk de geschiedenis van de stad. Het heeft bestaansrecht doordat er grondstoffen te vinden te zijn. Om die te kunnen transporteren moest er een spoor worden aangelegd tussen Adelaide en Darwin. Door dat traject kon personeel naar de stad trekken en zo hebben uiteindelijk zo’n 20.000 mensen hun weg gevonden naar de woestijnstad.
De weg naar Tennant Creek is een rare. Ineens kom je een bord tegen waarop staat dat er een “UFO landing side" langs de kant van de weg zit. Helemaal sporen doen die mensen in Australië geloof ik ook niet ;-). Bij de spot zit een restaurantje met daarin allerlei vreemdsoortige poppen die voor aliëns door moeten gaan. Het schijnt dat veel mensen op deze plek schotelvormige objecten aan de hemel hebben gezien. Helaas heeft nog nooit iemand ook maar één foto met bewijsmateriaal kunnen leveren. Heel gek! Het is een grappige plek in verder een saaie omgeving van zand, met hier en daar een struik. Op zich wel een plaats waar je weinig kans hebt dat je met je ruimteschip schade op kunt lopen........ Het is net het Amerikaanse Roswell in Australië.
Even verderop heb je ook al zo’n vreemde plek, “The Devils Marbles”. Ineens liggen er allemaal grote, rode stenen in het verder vlakke landschap. Echt een plek waarbij je jezelf afvraagt, hoe dat in hemelsnaam zo ontstaan is? Sommige stenen zijn zo raar opgestapeld dat je het gevoel hebt dat ze ieder moment om kunnen vallen. Heel grappig, maar na een half uur, met een temperatuur van boven de 40 graden is het ook wel weer mooi geweest.
Die nacht sliepen we in Tennant Creek. Ook weer een plaats waarbij je jezelf de vraag stel, wie heeft ooit verzonnen om hier een te gaan wonen? Ik snap er werkelijk niks van. Er is echt helemaal niks! Ik denk dat een zaak die handelt in de verkoop van touwen goede handel zou hebben in dit stadje, als je begrijpt wat ik bedoel.
Het is de uitvalsbasis voor boeren die oppervlaktes land bezitten zo groot als Nederland. Ik heb me laten vertellen dat er zelfs helikopters worden gebruikt om de dieren binnen te halen. Toch lijkt het me stiekem wel gaaf om op zo’n boerderij te werken. Ook de boer waar ik werk heeft een groot gebied in zijn bezit, maar dit slaat werkelijk alles.
Op de camping, waar we die nacht onze intrek hadden genomen, stond welgeteld één andere tent. Op de plaats van overnachtiing waren er meer wilde katten dan mensen te vinden. Die avond aten we van de barbeque onder het genot van een paar goudgele rakkers en gingen we rond een uur of 10 maar naar bed. Veel meer was er niet te doen.
De volgende morgen dan ook maar snel verder naar een ander afgelegen gat. Nou ja gat.... Mount Isa is qua iwonertal, zo’n 25.000 mensen, misschien een kleine plaats, maar stiekem is het qua oppervlakte de grootste plaats ter wereld! En ik dacht dat Lopik groot was ;-).
Het mijnerstadje wordt gekenmerkt door één megafabriek, de mijn. Daar werkt dan ook het grootste gedeelte van de bewoners in. Ze halen er geloof ik zilver, brons en kolen uit de grond. Verder is het, net als Tennant Creek, een uitvalsbasis voor de boeren die er in de regio wonen.
Het was verrassend leuk in Mount Isa. We hadden een gezellige, misschien wel wat te hulpvaardige buurman op de camping en daarnaast is er nog best wel wat te doen, bijvoorbeeld uitgaan. Het was vrijdagavond en dan is het tijd voor de mijners om onder de grond vandaan te komen en de stoute stapschoenen aan te trekken. Zo ook wij. We werden door een busje bij de camping opgehaald en gedropt bij “The Buffs”. Best een grote horecagelegenheid moet ik zeggen. Jong en oud viert er feest. Waar ik had verwacht dat het redelijk ruig volk zou zijn, daar werd ik verrast door alle vriendelijkheid van de mensen in Mount Isa. Hier en daar een goed gesprek, onder invloed wel te verstaan en zowaar een beetje schappelijke prijzen voor de drank. Waar je in Sydney voor een borrel al snel 10 dollar kwijt bent, daar betaal je hier 5 dollar, wat nog steeds neerkomt op 4 euro, maar toch.
Om half twee ging de stekker er al uit. Half Mount Isa kon amper het ene been voor de andere krijgen, dus misschien is het dan maar goed ook. Het was een geslaagde avond, waar voor ons net wat te vroeg een einde aan kwam.
De volgende dag besloten we maar een beetje te relaxen. De avond ervoor had toch bij ons beide enigzins de sporen achtergelaten. Net buiten Tennant Creek ligt er een kunstmatig meertje waar de mijn haar koelwater vandaan haalt. Het was leuk om daar te zitten en te kijken naar Australiërs die al barbequend, sportend en zwemmend hun vrije zaterdag besteden. We werden nog uitgenodigd voor een spelletje cricket, maar als ik ergens geen verstand van heb, dan is dat het wel. Ik vind alles leuk en aardig, maar om nou als een amateur tegen een bal aan te meppen zonder ook maar enige kennis van de spelregels, daar pas ik voor. Ondertussen was Arie alweer de nodige pijnstillers, in de vorm van bier, aan het innemen, waardoor ik werd genoodzaakt om hem naar huis te bobben. Na nog even een kijkje op de dam, die het water op z’n plek houdt, gingen we terug naar de camping voor een rustig avondje.
De hulpvaardige buurman had een lamp opgehangen bij onze tent, zodat we in ieder geval nog iets konden zien op de pikdonkere kampeerplaats. De man geniet al kamperend van zijn pensioen en komt duidelijk aandacht tekort van zijn vrouw. Iedere mogelijkheid tot contact wordt dan ook met open armen door de man ontvangen. Tot vervelens toe bleef hij maar leuteren over zijn “spannende” leven.
De volgende morgen namen we afscheid van Mount Isa en natuurlijk ook van onze vriendelijke buurman. We bedankten hem voor alle support en baanden ons een weg naar Townsville, zo’n 900 kilometer verderop. We besloten ergens in het midden te stoppen en hadden gehoord dat Hughenden daar wel een goede spot voor zou zijn. Het kostte nogal wat moeite om daar te komen. Op een gegeven moment reden we namelijk één of andere tropische storm in. Werkelijk met emmers tegelijk kwam de regen uit de hemel. Nog nooit heb ik m’n auto stil moeten zetten voor een regenbui, maar nu was er echt geen doorkomen aan. Het asfalt had meer weg van een rivier! De ruitenwissers konden, hoe hard ze ook werkten, het vocht niet van de voorruit krijgen. Ook de auto voor mij besloot het rijden te staken. De auto ging zelfs af en toe heftig heen en weer door de wind die tegen de zijkant aan beukte. Ongelooflijk was het. Gelukkig zijn dit soort buien vaak van korte duur, dus zo konden ook wij na ongeveer een half uur onze weg weer vervolgen. Het asfalt was nog wel één grote puinhoop, zeker als je je bedenkt dat hier en daar een gat het onmogelijk maakt om het water af te voeren. Het was dan ook een soort hindernisbaan naar onze bestemming voor die dag.
Toen we in Hughenden aankwamen was het, voor de zoveelste keer in de Outback, een troosteloze bedoening. Het leek wel of iedereen spontaan op de vlucht was geslagen voor het Nederlandse duo. Alle winkels waren dicht, nergens een auto op straat en zelfs alle hotels waren dichtgespijkerd. Gelukkig was er nog wel een camping open. Samen met nog drie andere caravans bevolkten we die nacht de kampeerplaats. Ergens in een boekje hadden we gelezen dat er zo’n 60 kilometer buiten het plaatsje een canyon zou zitten, vergelijkbaar met de Kings Canyon waar we een week daarvoor waren geweest. Aangezien dat zoveel indruk had gemaakt wilden we nog wel zoiets dergelijks zien. Veel moed op mooi natuurschoon bood de omgeving echter niet. Het was alsof er al jaren geen toeristen meer kwamen. Wel zat er een Tourist Information center in het plaatsje, maar zij vertelden dat de weg naar de Canyon afgesloten was wegens wateroverlast. Nee he, niet weer, dat ook nog! Toch besloten we het erop te wagen. We reden kilometer voor kilometer, maar nergens was er ook maar een teken dat de weg dicht zou zitten. In tegendeel, het was prachtig weer en hoe dichter we bij de Canyon kwamen, hoe mooier het natuurschoon. Zonder problemen bereikten we dan ook het uitzichtpunt. We parkeerden de auto, maar echt het gevoel dat er om de hoek een groot gat in de grond zat, hadden we niet. Totdat we, na slechts 200 meter lopen, bij het uitzichtpunt waren. WOW! Werkelijk uit het niets doemde de afgrond op. Bijna net zo mooi als Kings Canyon. Misschien wel indrukwekkender doordat er een kolkende rivier doorheen stroomde. Fantastisch was het, zeker omdat we die hele dag geen enkele andere toerist op ons pad vonden.
Ook gaaf was dat er langs de weg naar de Canyon veel kangaroes te spotten waren. Waarschijnlijk komt dat doordat er op ons pad de hele dag geen enkele toerist te zien was. Fantastisch hoe die beesten zich voortbewegen. Al huppelend banen ze zich een weg door de rimboe. Je kan ze natuurlijk ook in de dierentuin gaan bekijken, maar dat kan toch echt niet tippen aan de natuurlijke leefomgeving. We moesten nog oppassen, want op de één of andere manier hebben die beesten de eigenaardige gewoonte om net over te steken, als jij met je auto langs komt razen.
Toch grappig, we hadden ons van Hughenden totaal geen voorstelling gemaakt, maar uiteindelijk was het een plek om nooit te vergeten. Het is gewoon gaaf om zonder ook maar één toerist te zien je een weg door de canyon te banen. Eindelijk eens een plek waar een keer geen bus Japanners je onder voet loopt, alhoewel dat bij mij toch al lastig gaat. En ineens verander ik, voor die mensen, in een toeristische attractie in plaats van het natuurschoon. Begrijp ik ook wel weer ;-).
Met “pijn in ons hart” lieten we Hughenden achter ons om na 3 weken terug te keren aan de toeristische oostkust van Australië. Het was ook wel weer lekker om na al die dagen van stof happen, hoge brandstofprijzen en eenzame wegen ineens een stad binnen te rijden met meer dan één buurtsuper, Townsville.
Net voor de kust van die stad ligt het eiland, Magnetic Island, waar we na al dat kilometervreten eens een rustmomentje in gingen lassen. Drie dagen lang hebben we met een luchtpijp in de mond boven een levensecht aquarium gehangen. Het is niet het echte Great Barrier Reef, maar zeker niet verkeerd. Jammer was alleen dat de zon haar gezicht maar niet wilde laten zien. Juist het zonlicht maakt de vissen en het koraal als een parel voor het oog. Zonder licht is het toch net wat grauwer allemaal. In Maleisië en Jordanië had ik al eens gesnorkeld en beide keren had ik geluk. Nu was het net wat minder, maar toch, als je dan ineens een reuzenschildpad voor je ogen langs ziet zwemmen, vissen van een halve meter en hier en daar een onverklaarbaar bewegend object, wat hebben we dan te klagen!
Op het eiland zaten we in een tropisch resort met pak hem beet nog zo’n 100 backpackers. Wij hadden ons eigen hutje in de wildernis. ’s Avonds onder het genot van een biertje op het terras hoor je dan het wildleven tekeer gaan en soms krijg je ineens bezoek van één van de dieren op het eiland. Een Possum had wel zin om een chipje mee te eten. Eigenlijk ben ik er niet zo’n voorstander van om wilde dieren te voeren, maar deze “inboorling” was duidelijk wat minder wild dan zijn soortgenoten elders. Hij of zij, zo goed heb ik het dier nou ook weer niet bekeken, at nota bene uit de hand.
Arie was zelfs ’s nachts af en toe nog op wild safari (rijmt trouwens best leuk, maar dat even terzijde). Met zaklamp en al ging hij dan op het geluid af van wat mogelijk een Koalabeer zou kunnen zijn. De buurman, eerder deze reis, had namelijk verteld dat zo’n beest een knorrend geluid maakt. Tja, en als je dan de zoon van een varkensboer bent, dan ben je natuurlijk niet te houden als de klok vijf uur aanwijst. Helaas, hij kreeg het dier niet te zien. Gelukkig hebben we later, helaas achter tralies, in hetzelfde park alsnog een koala gespot, maar dan midden op de dag.
Drie dagen waren precies genoeg om net niet verveeld te raken. Ik vind het af en toe best lekker hoor, op het strand hangen, maar stuur mij nooit en te nimmer op strandvakantie, want dan kom ik depressief thuis.
Vanuit Townsville moesten we beginnen aan de weg terug naar Brisbane. Nog zo’n 5 dagen reizen en ongeveer 1400 kilometer rijden was het devies. Hier eindige het stiekem al een beetje. Wel wilden we onderweg nog even een tussenstop maken om het echt Great Barrier Reef te zien. Via het hostel, waar we op Magnetic Island verbleven, hadden we gehoord dat Airlie Beach daar een geschikte uitvalsbasis voor zou zijn. Voor de kust liggen daar The Whitsunday Islands, met daaromheen de uitlopers van één van de zeven natuurwonderen.
Het was een aardig dagje toeren, maar rond een uur of 10 ’s avonds maakten we toch onze entree in het toeristenbolwerk dat Airlie Beach is. Zonder Whitsunday Islands voor de deur had de stad waarschijnlijk geen enkel bestaansrecht gehad, maar nu puilt het uit van jonge, feestende backpackers.
Australië staat bekend om haar 24-uurs economie, maar als je na tienen nog een accommodatie wilt vinden, dan is menig deur gesloten. Het was die avond dan ook vrij lastig om nog ergens in te checken. We strandden uiteindelijk op een familiecamping zo’n 2 kilometer buiten de stad. Niet echt rock en roll, maar om nou de nacht door te brengen in de auto....... Wel rock en roll, dat dan weer wel. In het pikkedonker probeerden we nog enigzins fatsoenlijk onze tent op te zetten. Het resultaat van onze noeste arbeid zouden we de volgende dag wel zien.
Om een uur of zeven ontwaakte de wekker ons alweer uit onze nachtrust. Die dag ervoor had ik gebeld met het Tourist Information center van de stad om een toer te boeken naar het Great Barrier Reef. Ze vertelden me om rond acht uur op de stoep te staan, want dan zouden we voor zo’n 100 dollar nog meekunnen met een groep die om negen uur zou vertrekken. Perfect!
Het verhaal veranderde echter toen we in eigen persoon voor de deur stonden. Nergens lag er een notitie van mijn telefoontje die dag ervoor. En nog erger, sinds drie dagen vertrekt de groep niet om negen uur, maar om acht uur! De toer was dus al vertrokken zonder ons. De dame die die dag ervoor dienst had wist dat niet. Dan ben je mooi bij de aap gelogeerd. De dame in kwestie kwam wel met een “prachtig” alternatief. We konden met een watervliegtuig mee. Natuurlijk schitterend, maar als je daarvoor 400 dollar per persoon af moet tikken, dan maak ik toch even pas op de plaats.
De vrouw wist het verhaal op een gegeven moment zelfs zo te draaien dat het praktisch onze schuld was dat we niet mee konden met de geplande toer. Het werd dus weer eens een momentje van even tot tien tellen. Later kwam ze nog met een andere aanbieding, maar voor mij was het kwaad al geschiet. Als ik op een dergelijke manier wordt behandeld, dan denkt geen haar op m’n hoofd eraan nog bij deze organisatie te boeken. Gelukkig zat er aan de overkant van de straat een organisatie die ongeveer dezelfde aanbiedingen had als het Tourist Information center.
Daar werden we wel vriendelijk te woord gestaan en binnen de kortste keren hadden we dan ook een snorkeltoer geboekt waar we om negen uur aan konden sluiten. Wat dat aan gaat ben ik best een principieel mannetje.
Het was een mooie dag. We raasden met een speedboat langs de tropische eilanden die het gebied zo beroemd maken en snorkelden hier en daar op de mooiste riflocaties die er te vinden zijn in het gebied. Nergens heb ik meer kleuren in het koraal kunnen ontdekken dan waar we die dag verbleven. In de middag lunchten we op één van de eilanden. Juist op dat moment werd het eb en kwamen alle parelwitte zandbanken tevoorschijn. Jammer dat je er dan met een vriend opgescheept zit, maar toch ;-).
Het was zo’n beetje de laatste dag van onze reis, en we konden het niet op een betere manier afsluiten dan zo.
We konden Airlie Beach niet verlaten zonder een goede borrel aan het eind van de dag, ook al hadden de activiteiten ons aardig gesloopt. Zo kwamen we die avond uit in een kroegje waar een Iersachtig bandje sfeer gaf aan wat voor ons één van de allerlaatste avonden van onze reis betekende. Het was mooi geweest en tijd voor voor de terugkeer naar de stad waar het voor ons allemaal begon; Brisbane.
De laatste dag was een treurige. Niet alleen omdat ik weer alleen verder moest, maar vooral doordat de hele dag de regen met bakken uit de hemel kwam. We begonnen de ochtend met een ontbijt bij Subway. Daar vond ik nota bene een portomonnee op de grond. Ik gaf de geldbuidel aan de man achter de kassa, die het op de toonbank plaatste voor het geval de eigenaar langs zou komen. Die bezitter meldde zich, zo’n 15 minuten later, dolgelukkig aan de balie. Toen ie vernam dat ik de portomonnee gevonden had gaf ie me 20 dollar vindersloon en beter nog, de dankbaarheid die de man uitstraalde was onbetaalbaar. Op zo’n moment voelt het gewoon goed om iemand gelukkig te maken.
’s Avonds, na een dag slenteren door een stad die er door de regen niet rooskleurig uit zag, was het moment daar om Arie naar het vliegveld te brengen en mezelf terug naar de boerderij. Nog steeds kwam het met bakken uit de hemel. Op de radio werd er zelfs gesproken over overstromingen in het gebied waar ik die avond naartoe moest rijden, Toowoomba. Vorig jaar is die regio ook al zwaar getroffen door de regen die er destijds viel.
Het was gek om na vijf weken Arie op het vliegveld af te zetten en zelf weer terug te keren naar mijn vaste woon- en verblijfplaats, Felton. Ik gaf Arie een hand en vertrok. Je kan er wel een hele happening van maken, maar daar schiet je weinig mee op. Met een melangolisch gevoel reed ik weg om de dodemansrit in te zetten, want dat was het. Twee handen aan het stuur en zo’n 60 kilometer per uur was het devies. Ik deed zo’n 5 uur over de 200 kilometer die het vliegveld en mijn huis scheiden, maar kwam uiteindelijk “thuis”. Daar zat mijn collega Valentin me op te wachten met een biertje. Nog bijna drie maanden bikkelen en dan door, de wereld rond, op naar Buenos Aires, Argentinië. 18 april is de datum. In het volgende verslag mijn plan de campagne.
Op Facebook staan inmiddels foto’s van de reis.
-
14 Februari 2012 - 08:25
Markiemark:
Wow Sander, wat een verhaal weer. Heb het met veel plezier gelezen. Eigenlijk word ik bij elke verslag meer jaloers op je reis en je belevenissen.
Maar je gaat dus door naar Argentinië? Tof man! Doe je Diego de groten van me? ;-)
Cheers,
Mark -
14 Februari 2012 - 14:18
Ma:
Ik heb weer met veel plezier je verslag gelezen.
Wat hebben jullie veel gezien en beleefd. Nu nog even doorbijten voordat je aan het vervolg van je reis gaat beginnen. Je weet waar je voor werkt.
Groetjes Ma.
-
14 Februari 2012 - 20:29
Karin:
Eindelijk weer een verhaal met wel heeeel veeeeel belevenissen! Maar wat voor belevenissen!! Echt een hele mooie reis, volgens mij!! Heel veel sterkte en succes nog met bikkelen en 18 april weer een nieuw avontuur!!! -
15 Februari 2012 - 09:22
Ingrid Versluis:
Duurt even!!!!!!!!!!!!!
Het was het wachten waard het verslag van jullie reis samen, ik heb het weer met veel plezier gelezen. Wat hebben jullie veel gezien, maar het zou niets voor mij zijn als je op een berg staat en dan 150m. naar beneden kijkt.
Ik heb ook het filmpje gezien toen er een Possum op bezoek kwam prachtig, maar wat kunnen jullie ouwehoeren, het gaat helemaal nergens over en dat 10 min. lang.
Ik zie het ook al helemaal voor me dat Arie op wild safari gaat met z'n zaklamp op zoek naar een Koalabeer.
Arie heeft verschillende verhalen verteld van jullie reis, normaal vertelde hij nooit zoveel als hij op vakantie was geweest, dus het heeft wel indruk op hem gemaakt.
Het lijkt mij dan ook een hele leuke ervaring als je zoveel verschillende delen van een land gaat bekijken, alleen zou ik zo'n reis nooit gaan ondernemen ik heb last van heimwee, dus Arie heeft het van geen vreemde hij had er nu niet zo'n last van gehad, het was nu doevakantie.
Sander ik wens je nog een fijne tijd op de boerderij.
Ik ben benieuwd naar benieuwd naar het plan de campagne.
Groetjes Ingrid -
15 Februari 2012 - 12:01
Frank Van Oort:
He Sander,
gaaf verhaal weer. Uiteraard had ik ook al enkele verhalen van Arie gehoord. Dit was tenminste weer van behoorlijke lengte.
Dankzij Arie en het schrijven van de verhalen kun je in ieder geval de Nederlandse taal bijhouden. Dat zal af en toe wel eens lastig zijn kan ik me voorstellen.
Groeten,
Frank
-
15 Februari 2012 - 21:20
Broer:
Ha Broer,
Mooi verhaal weer. Echt ongelooflijk toevallig dat je een ex-Stella student bent tegen gekomen!!! Geniet van je tijd bij de boer en de reis erna! Zal ik alvast een Ajax ticket bestellen?
Groeten, Broer -
17 Februari 2012 - 16:25
Onkle Jon :
He Sander: Effe over die UFO's joh. Iedereen weet toch dat je die dingen niet kunt fotograferen! Vanwege de hoge straling die ze afgeven mislukten alle foto's die ooit gemaakt zijn.
-
17 Februari 2012 - 20:47
Pa:
Hoii Sander
Ik had deze week al een begin gemaakt met het lezen van jullie verslag maar moest het staken door andere bezigheden. De rest heb ik zojuist gelezen en ik heb er weer van genoten, wat een fantastische belevenissen samen. Afgelopen zondag heb ik nog dezelfde tocht geschaatst welke ik vorige winter met jou heb geschaatst.
Ik heb je wel gemist maar ik hou moed voor de komende winter.
Veel succes bij de boer en met je voorbereidingen voor je volgende avontuur.
Groeten Pa -
03 Maart 2012 - 09:55
Andrew:
Mate, you've seen more of Australia than I have!! -
14 April 2012 - 08:11
Hans Zwezerijnen:
Sander,
Sensationeel en avontuurlijk die reizen van jou en om ook hoe je met de plaatselijke cultuur om kan gaan, wordt voor jou moeilijk om de Lopikse cultuur weer op te pakken, wordt toch ietsipietsie anders, toch nog een mooie verdere trip toegewenst.
Groetjes
Hans en Adriana -
28 April 2012 - 10:16
Tijs:
Moge jong,
Bedankt voor dit verhaal.ik heb er erg van genoten. Veel plezier in zuid Amerika.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley