Een treinreis door het "wilde" oosten - Reisverslag uit Khiva, Oezbekistan van Sander Griffioen - WaarBenJij.nu Een treinreis door het "wilde" oosten - Reisverslag uit Khiva, Oezbekistan van Sander Griffioen - WaarBenJij.nu

Een treinreis door het "wilde" oosten

Door: Sander Griffioen

Blijf op de hoogte en volg Sander

05 April 2011 | Oezbekistan, Khiva

Alweer het vierde verslag van een reis die steeds mooier begint te worden. Op dit moment zijn we echt op de zijderoute ingestapt; aangekomen in Khiva. Maar natuurlijk eerst de reis ernaartoe. En die was er nou niet bepaald één zonder obstakels. “Luister en huiver”.

Op een gegeven moment was het tijd om Volgograd achter ons te laten en op de trein te stappen richting Oezbekistan. Enige probleem was echter dat we dat traject niet van tevoren konden boeken. Dat had te maken met het feit dat de trein die wij in gedachten hadden een Tadzjiekse oorsprong had. In Rusland is het dan onmogelijk om aan tickets te komen tot het moment dat de trein bij het beginstation (Moskou) vertrekt. Toen dat eenmaal het geval was, konden we tickets via een tussenpersoon kopen.
Het personeel van de Russische ticketbalie waren flink verbaasd dat wij hadden gekozen voor deze trein. Het ene horrorverhaal na het andere kregen we te horen. Zo zouden er alleen maar criminelen in de trein zitten en waren de sanitaire voorzieningen nou niet bepaald van de meest propere kwaliteit. Na veel soebatten verder hadden we op de dag van vertrek dan toch de zo gewenste tickets voor een trein die vanuit Volgograd via Kazachstan naar Oezbekistan zou rijden.

Toen we rond een uur of twaalf in de middag aankwamen op het station, stond onze trein al klaar op spoor 3. De eerste aanblik liet niks aan de verbeelding over. De trein was denk ik 20 jaar geleden voor het laatst gewassen en aan de toiletten was ook niet bepaald veel eer te behalen. Ze zijn denk ik nog het best te beschrijven als een dixi na drie dagen Pinkpop, maar dan erger. Door de hele trein hing dan ook een geur alsof er net iets teveel mensen na het uitgaan in dat ene portiekje hun behoefte hadden gedaan.
Onze coupe had vier bedden, waarvan één bed dienst deed als opslagruimte voor een nog steeds onbekend persoon. Waarschijnlijk was het één van de conducteurs die een Ikeakast, met uiteraard net twee schroefjes te weinig, had gekocht en die zo nodig bij ons in de coupe moest stallen. We namen het “pakketje” maar voor lief en stalden onze rugtassen ertegenaan.

De drie mannen uit Nederland waren duidelijk een bijzondere verschijning in de trein die voornamelijk door Oezbeken en Tadzjieken werd gebruikt om handelswaar te transporteren om dat in het thuisland tegen meerwaarde op de markt te brengen. We werden in eerste instantie dan ook niet gelijk gastvrij ontvangen. In het hele treinstel hoorde je dan ook dat ze over ons aan het praten waren. Het enige woord dat we verstonden was “Nederlandski”, wat impliceerde dat ze ons bedoelden.
De blikken waarmee ze ons tegemoet traden waren niet van de meest vriendelijke vorm van communicatie. Alles behalve dat. En dan bedenkend dat we nog 35 uur met deze mensen op een ruimte van minder dan 40 vierkante meter moesten doorbrengen, dat beloofde niet veel goeds voor de rest van de treinreis. In het eerste gedeelte van de reis besloten we dan ook maar om de coupedeur angstvallig op slot te houden en zo min mogelijk gebruik te maken van de sanitaire mogelijkheden.

Op een gegeven moment werden we dan toch benaderd door de conducteur. Hij kwam ons een lakenpakket brengen. Normaal gesproken hoef je daar niets voor te betalen, maar hij vond het nodig om per pakket 150 roebel te vragen. Uiteraard was deze man eropuit om ons, westerlingen, af te zetten, maar wat doe je er tegen als je met een gangetje van 50 kilometer per uur richting de Kazachstaanse grens aan het boemelen bent. We besloten de man het geld maar te geven en met een ferme handdruk de onderhandelingen ten einde te brengen.
Toch is er ergens op de reis een omslagpunt gekomen. Waar en hoe precies, dat kan ik me eigenlijk niet goed voor de geest halen. We kregen contact met een Oezbeekse man die werkelijk, net als alle anderen in de trein, geen woord engels sprak. Hij vond het bijster interessant die Hollanders in de trein. Hij kwam bij ons in de coupe zitten en ging samen met ons een tijdschrift bekijken. Bij ieder plaatje zij hij in het Oezbeeks wat hij zag en wij in het Nederlands. Tja, je gaat op een gegeven moment dan toch een beetje terug naar de Aap/Noot/Mies communicatie.
Na een tijdje oefenden we wat gebaren en moest ik de Oezbeekse manier van begroeten met hem oefenen. Een Oezbeekse begroeting betekent dat je elkaar stevig vast pakt en twee keer een stevige knuffel geeft, tenminste dat was mijn interpretatie van het gebeuren.

Nadat we met de Oezbeek een gezellig samenzijn hadden gehad, was het ijs voor de rest van de “criminelen” in het treinstel ook gebroken. De één na de ander moest bij ons in boekjes meekijken, een poging tot communiceren ondernemen of gewoon doelloos naar ons kijken terwijl wij bezig waren met een potje kaarten. Zelfs de conducteur was van een uitknijper ineens verworden tot een aimabele man. Het kan soms verkeren in het leven.

Na een uur of 10 treinen was het dan zover. De grens van Kazachstan was bereikt. Ik heb heel wat grensovergangen in het oosten van Europa meegemaakt, maar zelden was het zo eenvoudig om het land binnen te komen. De bagage mocht gewoon in het rek blijven en al snel werd de verlossende stempel in het paspoort gezet. Het geluid van een stempel geeft altijd een verlossend gevoel; het komt goed!

De volgende dag ging het tafereel van communicatiezoekende medereizigers voort. De één na de ander kwam even om de hoek kijken voor een “goed gesprek”. Nou vind ik het altijd wel gezellig om met mensen te praten, maar op een gegeven moment is het toch echt lastig om met iemand te praten als je allebei geen overeenkomstig woordje herkenbaarheid deelt.
Na weer een dagje boemelen kwam het moment waarop we de Oezbeekse grens zouden naderen. Van verhalen hadden we al gehoord dat het nou niet bepaald bekend staat als de meest toegankelijke overgang en dat corruptie onder politie erg veel voorkomt. We waren dus op het allerergste voorbereid. Net voordat we de grens echter naderden kwam ineens de, voorheen chagrijnige, conducteur onze coupe binnen met een schaal vol met vlees, friet en groenten. Wij hadden zoiets van ‘dat wordt natuurlijk weer betalen, net als voor het lakenpakket’. Maar nee, de conducteur stond erop dat wij de schaal aannamen. Hij wilde denk ik daarmee de gastvrijheid van het volk tonen. Een geweldig gebaar en het zag er nog eens heerlijk uit ook. Maar toch had ik mijn twijfels terwijl ik het ene na het andere stuk vlees naar binnen werkte. Zou de keuken er net zo slecht uitzien als het toilet? Zoals zo vaak bij eten is beter om er gewoon niet bij na te denken en het gewoon naar binnen te werken. De gevolgen zie je later wel. En laten we wel zijn. Na twee dagen alleen maar brood met pasta wil je weleens wat anders.

Met een volle buik was het moment daar; de grens van het onbekende Oezbekistan was bereikt. Ik ben normaliter een mens dat weinig spanning kent, maar na alle rare verhalen die ik op internet gelezen had over deze grensovergang, deed ik het wel degelijk dun in de broek (kan natuurlijk ook door de zojuist genuttigde maaltijd komen).

Alle angst was eigenlijk ongegrond. De douane was juist heel toegankelijk. En binnen de kortste keren was er dan ook het vertrouwde geluid van een toegankelijke stempel in mijn paspoort. Dat was best gelopen, maar juich nooit te vroeg is het bekende gezegde. Ook dit keer ging dat weer op. We moesten namelijk nog een integratieformulier invullen. Nou is dat op zich geen enkel probleem, maar het wordt een groter probleem als alles in het Russisch staat en je er dus eigenlijk geen touw aan vast kan knopen.
Ik voelde me bijna Joran van der Sloot die tegen zijn wil in een verklaring tekent. Gelukkig waren daar de douaniers die ons een handje probeerden te helpen. Met handen en voeten werd duidelijk gemaakt wat we waar in moesten vullen. Daarnaast kreeg ik ineens een mobiele telefoon in de hand gedrukt met de stem van een man die wel twee woorden engels sprak. Hij probeerde, in zijn beste engels, duidelijk te maken dat we in moesten vullen wat we allemaal bij ons hebben. Zo gezegd zo gedaan. 10 paar sokken, 8 boxershorts, 8 t-shirts, enzovoort enzovoort.
Na alles te hebben ingevuld, werd door een jong mannetje een handtekening, met uiteraard een stempel, gezet. Die ellende is voorbij, dacht ik. Nee, nee. Ook de tas moest nog helemaal open, want er moest natuurlijk gecheckt worden of datgene ingevuld ook echt in de tas zat. En dat is nou niet bepaald leuk. Vooral toen de reismedicijnen op tafel kwamen, en dat zijn er nogal wat, stond hij fronsend met zijn wenkbrauwen te kijken. Ik kon niet anders dan zeggen dat het voor de gezondheid was, maar zou hij dat geloven? Ik denk van wel, want ik kreeg toch opeens het fiat om alles weer terug te stoppen. Ook de anderen kregen een akkoord en eindelijk begon de trein, na 3 uur aan controles, weer te rijden.

Voor ons was het niet ver meer. 5 uur na de grens was het namelijk tijd om uit te stappen in de middle of nowhere, Kungrad. Om 3 uur ’s nachts, heerlijke tijd om uit bed te gaan, was het dan zover. Na 35 uur konden we eindelijk de trein uit. De reis was een ervaring om nooit te vergeten. We werden nog door een paar “vrienden” uitgezwaaid ook. Zo zie je maar, heb nooit vooroordelen over mensen, ze zijn altijd anders dan je in eerste instantie denkt.

Kungrad was niet de eindbestemming van de reis. We wilden graag uitkomen in Moynaq. Een vissersplaatsje, zo’n 80 kilometer buiten Kungrad, gelegen aan het uitgedroogde Aral meer. Dat laatste stukje konden we voor het exorbitante bedrag van 15 euro afleggen. Een rib uit ons lijf, maar niet heus. Rond een uur of 6 ’s ochtends kwamen we aan in het voormalige vissersplaatsje, toe aan een beetje extra nachtrust.
Een plek om te slapen werd al snel gevonden. Hotel Oybek is de naam. In eerste instantie leek het hotel, net als alle andere bouwwerken in de stad, totaal uitgestorven. Maar na enig luidruchtig kloppen op een verrotte deur kwam er een man in nachtjapon om ons binnen te laten in zijn “etablissement”. Hij wees ons een kamer met daarin twee zeer stoffig en ouderwets uitziende bedden. Toen we het vloerkleed lichtjes oplichtten, werd duidelijk dat schoonmaken nou niet bepaald de grootste hobby van de hoteleigenaar is. En dan druk ik me nog voorzichtig uit. Na een inspectie van de kamer werd het tijd om het gedeelde toilet te bekijken. Na twee nachten treinen, met bepaald niet de schoonste sanitaire omstandigheden, was ik er aan toe om getroost te worden door een schone keramische vriend. Echter wat er in deze desolate badkamer stond, dat leek niet eens op een toilet. Er stond een emmer water naast waarmee doorgespoeld moest worden. Daarnaast was er niet eens stromend water aanwezig om een beetje fris te worden. Nee, ook dat moest vanuit het afvalwater waarmee het toilet gespoeld moest worden. Dan maar weer een dag overleven zonder wassen. Enige troost was de gedachte aan een goed hotel de volgende dag.

Eenmaal de ontberingen van het hotel aanschouwd, werd het tijd om het dorpje Moynaq aan te vallen. Je kunt duidelijk zien dat de economische stekker eruit is getrokken toen het Aral meer begon uit te drogen. De wegen zijn slecht onderhouden, veel huizen staan leeg en in het voormalige meer liggen nog een stuk of 9 verroestte boten weg te rotten op de bodem, waar eens water was. Nu ligt de kustlijn zo’n 200 kilometer verderop.
Het meest verschrikkelijke aan het hele gebeuren is dat de Oezbeken zelf niks kunnen doen aan het feit dat er geen water meer in het meer staat. De Russen hebben in de jaren zeventig ooit besloten dat de katoenplantages gevoed moesten worden met water uit een rivier die de levensader van het Aral meer is. Daardoor was in één klap het doodvonnis getekend voor de bewoners van wat ooit een levendig vissersdorp was.

Na een dag vol indrukken werd het tijd om te slapen in een hotel waar je een zwerver op Hoog Catherijne nog niet aantreft…. De volgende dag op naar Khiva. De eerste echte stad op de weg van de zijderoute.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Oezbekistan, Khiva

Sander

Hoi allemaal, Leuk dat je mijn capriolen buiten de Nederlandse landsgrenzen gaat volgen. Eens in de zoveel tijd zal ik middels verhalen op dit blog vertellen hoe het met me gaat en wat ik allemaal meemaak op reis. Daarnaast kunnen jullie volgen of mijn psyche het aankan om alleen rond de wereld te zwerven. Voor degenen die nog niet precies op de hoogte van mijn plannen zijn, hier even in het kort het “plan de campagne”. Het is de bedoeling om over land naar Singapore te reizen, om daar het vliegtuig te pakken naar Australië. Zo’n 15.000 kilometer door de mooiste bossen, de droogste woestijnen en over de hoogste bergpassen. Wil jij weten wat mijn route zal zijn? Blijf me dan volgen!

Actief sinds 22 Maart 2011
Verslag gelezen: 826
Totaal aantal bezoekers 86064

Voorgaande reizen:

25 Maart 2011 - 23 Juni 2012

Zo min mogelijk vliegen!

Landen bezocht: