Op weg naar "het andere Azië"
Door: Sander Griffioen
Blijf op de hoogte en volg Sander
23 April 2011 | China, Lanzhou
Na een korte stop in Almaty werd het tijd om de voormalige Sovjetlanden achter ons te laten en door te trekken naar, mijns inziens, het echte Azië. China stond te trappelen voor de poort. Alleen een trein vanuit Almaty naar Urumqi was het laatste obstakel voor het land met de meest inwoners ter wereld (1,3 miljard).
Meestal is het bij het betreden van een trein een enorme chaos. De meest idiote stukken bagage worden meegesleept, en de één wil altijd nog net iets eerder de trein in dan de ander. Als je dan bijvoorbeeld 20 breedbeeldtelevisies (geen geintje) mee wilt nemen, dan kan dat wel eens dringen worden. Heel vreemd. Het is dan ook af en toe een flinke worsteling om onze, vergeleken met de locals, beperkte bagage ergens te stallen.
De trein naar China was anders. Die stond namelijk twee uur voor vertrek voor ons klaar. Iets wat leidde tot een zeer gemoedelijke instap en inrichting van de 4-persoonscoupé. In de coupé was al één persoon aanwezig die ons waarschijnlijk tot aan Urumqi zou vergezellen. De man zou door Geert Wilders bestempeld worden als iemand met licht moslimextremistische trekjes. Ik was daarom al gauw op zoek naar ‘het lontje onder de jurk’. Tja, als je in een land als Nederland woont wordt je toch soort bang, maar niet heus.
Toen de coupé eenmaal ingericht was, trokken we ons literblikbier open om te vieren dat we een nieuw avontuur aan zouden gaan. Tijdens het drinken van het “biertje” werd er wat gecommuniceerd met onze medereiziger. Hij gaf al snel zijn afkeur over bier drinken, roken en varkensvlees, wat nog eens onderstreepte dat we met een praktiserend moslim van doen hadden. Met handen en voeten praatten we over koetjes en kalfjes. Al met al eigenlijk een hele aandoenlijke man. Zijn baard en klederdracht deden dan wel anders vermoeden, maar hij had sowieso respect voor het feit dat we verdieping zochten in zijn culturele en religieuze normen en waarden.
Het was daarom bijna vervelend dat deze man er na een uurtje achter kwam in de verkeerde coupe te zitten. Een naar alcohol riekende man attendeerde onze reisgenoot erop dat het bed waar de moslim op zat toch echt zijn domein was. Stiekem toch wel jammer. Ik had toch echt wat meer met hem willen delen.
Onze nieuwe “vriend” was duidelijk niet echt blij met 3 westerlingen in de coupe. Ook wij waren nou niet bepaald gecharmeerd van zijn voorkomen. Hij keek ons erg argwanend aan en iets zij mij dat hij liever op de gang zou slapen, dan met de drie mannen uit het pittoreske Lopik.
Na wat onderhandelen en ik vermoed wat steekpenningen aan de conducteur hield “onze vriend voor de korte termijn” het voor gezien en verliet hij ons onderkomen. Eindelijk slapen!
De volgende dag was het dan zover, de grens van China. En de grens van China betekent, wielen wisselen. De trein, voor de tweede keer deze reis, de lucht in, en wachten! In totaal namen alle formaliteiten ruim 8 uur, jazeker 8 uur in beslag. Bij aankomst in Singapore weet ik zeker dat ik minimaal een paar dagen kwijt ben geweest aan al die poespas bij de grens. Maar laten we wel zijn. Niks is leuker dan echt het gevoel te krijgen een nieuw land te betreden. Vroeger was het al gaaf als je de grens van bijvoorbeeld Frankrijk passeerde met de auto. Je had dan het gevoel op vakantie te zijn. Tegenwoordig zoef je zo de poorten van een ander land voorbij. En als je toevallig het bord met de landaanduiding hebt gemist, kan het zomaar 10 kilometer duren voordat je doorkrijgt in een ander land te zijn. Nee, laat mij dan maar wachten bij die grens. De beloning is dan deste groter.
Alhoewel we nog zenuwachtig werden gemaakt door een douanebeambte, die voor het raam van onze coupe het internationale drugsteken (duim in de mond en pink naar voren) stond te maken. Toen we hem nee-schuddend aankeken, verdween hij weer. Waarschijnlijk betrof het hier gewoon bangmakerij van Chinese makelij, want later hoorden we er niks meer over.
Toen alle papierwinkel aan de grens was voltooid, reden we, de volgende dag alweer, de grens van China over. Weer laat de bedstee in voor een tweede nacht boemelen, maar dan op spoor van Chinese makelij.
Op maandag 18 april om een uur of 9 ’s ochtends reden we de “kampementen” van Urumqi binnen. Het was in één oogopslag duidelijk dat de economie, die in China zo’n enorme vlucht heef genomen, deze, wat schraal aandoende plaats “nog” niet heeft bereikt. Vervallen gebouwen, kapotte straten en allerlei vormen van vervoer. Je kan het zo gek niet bedenken of ze rijden erop of hangen eraan. Als er maar wielen aan zitten.
Urumqi was puur bedoeld als plaats om ons volgende treinticket naar Lanzhou te regelen. Na aankomst was het dan ook snel zoeken naar de ticketbalie, en dat was verbazingwekkend makkelijk. Chinezen hebben namelijk alles in het Engels op aanduidingen geplaatst. En dat helpt toch enigszins.
Al snel vonden we dan ook een Engelstalige vrouw achter glas. In eerste instantie had ik niet eens door dat het Engels was dat haar lippen passeerde op de weg naar buiten, maar toen ik mijn oor eens goed ter luister legde werd mij duidelijk dat “Gwat Sou swant?” bedoeld was als een vraag over waar we heen wilden.
Op de één of andere manier begin ik dan zelf ook altijd in “houtje-touwtje-engels” te praten. Dus ik antwoordde met “We, Lanzhou, 3”. Wat zoveel betekent dat we met 3 personen naar Lanzhou wilden. Na een kwartier “What you say, What you say” over en weer te hebben geroepen, had ik ze in handen, 3 tickets op hard sleepers (tweede klas) naar Lanzhou. En dat viel me niet eens tegen.
Om 15.15 uur stond dan ook precies op tijd onze trein naar midden-China klaar voor vertrek. Het traject Urumqi – Lanzhou is er één van 2000 kilometer, maar je doet er slechts 20 uur over. Waar we normaal gesproken een trein hebben met coupes die afzonderlijk van elkaar afgesloten kunnen worden, hadden we nu een soort veewagen, één treinstel met een stuk of 50 bedden erin. Dat hadden we niet verwacht. Het betekende dus ook meer voorzorgsmaatregelen dan normaal. Ik besloot daarom alles dat enigszins van waarde is maar onder mijn kussen te stoppen, waardoor ik dus met mijn hoofd op een laptop, fototoestel, portemonnee en camera moest liggen, wat 's ochtends resulteerde in een afdruk op mijn wang van die spullen.
De volgende dag stonden we, in mijn geval niet bepaald fris, om 12.00 uur in Lanzhou. En bij het uitstappen van de trein komt de ware aard van de Chinees naar boven. Het lijkt wel of bij de uitgang van het station een pot met goud staat, zo snel moeten ze buiten het station zien te komen. Het was dan ook handjes op de broekzakken en gaan! Op zo’n moment is het ideaal om ruim twee meter te zijn, je behoudt in ieder geval een beetje overzicht en mensen hebben, in hoeverre dat kan, toch een beetje ontzag voor je.
Hier viel me ook voor het eerst op dat Chinezen mijn lengte een verbazingwekkend iets vinden. Overal waar ik loop ben ik een ware attractie voor het volk. Ik zou haast denken dat ik populair ben, maar laat ik me geen illusies maken.
Nadat er een driesterrenhotel voor 6 euro per persoon per nacht gevonden was, moest de stad aan een onderzoek worden onderworpen. Het eerste dat opviel is dat China een totaal ander land is dan de landen die we tot nog toe in de reis hebben bezocht. De mensen zijn druk en het volk vindt het geweldig om met westerse mensen om te gaan. Ook hoeft er in China niet om iedere Yuan te worden gestreden. In de supermarkt of in de taxi; de prijs is gewoon de prijs, geen gezeur. Daar was ik echt even aan toe, na al die criminele praktijken in de oud sovjetsteden.
Wat opvalt is dat er in Lanzhou op iedere hoek van de straat eten te verkrijgen is. Overal waar je komt ruik je de meest bijzondere geuren. Wat het precies is? Dat weet je maar nooit. Misschien staan ze wel hond of kat te braden. Ook in Nederland vraag ik me weleens af wat er bij de Chinees te halen is, alhoewel de Chinees in Nederland niet echt Chinees is. Daar hebben ze de gerechten aangepast aan de Nederlandse smaak. Zo eten wij stiekem Indisch in plaats van Chinees.
Lanzhou is een stad gelegen aan de Yellow River. Die naam doet waarschijnlijk wel een belletje rinkelen. Tony Christie maakte ooit eens een nummer met die naam. Als je nu nog niet weet wat ik bedoel, zoek het dan eens op Youtube op, en je zegt: oh ja!
De gele rivier is de levensader van de stad Lanzhou. Als die rivier er niet geweest was, dan was er ook geen stad van ruim 3 miljoen mensen ontstaan. Het leven van de stad centreert zich dan ook voor een groot deel rond die rivier. Het is super gaaf om langs de rivier te lopen en te kijken naar de bevolking die aan het vliegeren is of op een terras is neergeploft om even te ontsnappen aan de dagelijkse beslommeringen.
De kleur van de rivier maakt ook gelijk duidelijk waarom de rivier de naam heeft gekregen die het nu heeft. Het water ziet letterlijk geel van het sediment.
Over de rivier is een kabelbaantje gespannen dat leidt naar een uitzichtpunt boven de stad. In Nederland zou het baantje allang buiten bedrijf gesteld zijn, maar hier in China deert een roestplekje meer of minder niet. Waarschijnlijk is het pas aan vervanging toe als de hele boel in de rivier stort.
Boven op de berg is naast een prachtig uitzicht ook een plek waar een tempel staat, waar je even kunt ontsnappen aan het hectische stadsleven. Onder het genot van een aantal biertjes dachten we dan ook terug aan de vier weken die inmiddels alweer achter ons liggen.
De avond voor vertrek naar Tibet vonden we het alle drie tijd om ook eens het nachtleven van een stad te bekijken. Tot nu toe zijn we namelijk door steden gegaan waar we of geen mogelijkheden hadden om ook maar een kroeg te bezoeken of we allemaal te zwak waren om ook nog maar op zoek te gaan naar een gezellig tentje. Toch vind ik dat het nachtleven bij een stad hoort. Ook dat bepaalt, naar mijn idee, voor een groot deel hoe een stad is. In een barretje is de drempel om contact met elkaar te leggen ineens een stuk kleiner. Ook gevoelige onderwerpen worden ineens bespreekbaar, omdat het voor de geheime politie, in China zeer actief, nog moeilijker is om af te luisteren.
Met al dat soort ideeën in het achterhoofd trokken we vol goede moed de stoute stapschoenen aan om ook in Lanzhou te zien hoe het volk zich gedraagt in het uitgaansleven. Ik moet eerlijk bekennen dat het me allemaal een beetje tegenviel. In Nederland is uitgaan iets laagdrempeligs, in China daarentegen is het een soort lux aangelegenheid, waar ik me niet helemaal bij thuis voel. Tenminste dat was in Lanzhou het geval. Ergens anders ga ik het uiteraard nog wel een keer proberen.
Om een voorbeeld te geven van de luxe die ik bedoel noem ik Club Salsa, midden in het centrum van de stad. Voor de poorten, op straatniveau, leek het een alleraardigst tentje, maar eenmaal op de achtste verdieping, viel mijn mond open van verbazing. Er stonden, niet gelogen, zeker 20 mannen en vrouwen aan personeel klaar om ons te ontvangen en te begeleiden naar één of ander obscuur kamertje waar een tv en een grote loungebank stond. We hadden direct het idee niet op onze plek te zijn, maar besloten een biertje te bestellen en dan weg te gaan.
De bierprijzen vielen ook helemaal niet tegen, circa anderhalve euro voor een goed flesje lokaal bier. Dat kan toch niet teveel worden genoemd? Toch knaagde er iets. Het personeel probeerde ons dan ook met handen en voeten iets duidelijk te maken, waarvan wij de betekenis alleen maar konden raden. Na lang soebatten kwam er iemand die wel twee woorden engels sprak en ons duidelijk wist te maken dat de minimale toegangsprijs ongeveer 60 euro bedraagt. Toen er een stuk of vijf vrouwen voor de deur van onze kamer begonnen te paraderen, wisten we dat we ons gauw uit de voeten moesten maken, dit was niet pluis!
Op onze weg naar buiten kwamen we denk ik nog wel 30 vrouwen en mannen aan personeel tegen. Toen begreep ik ook ineens de enorme toegangsprijzen, want waar betalen ze anders al dat personeel van?
Na deze hele deceptie besloten we maar gewoon een biertje op de kamer te doen en vroeg het mandje in te kruipen, om fris en fruitig de volgende reis aan te vangen, op weg naar de Himalaya, op weg dus naar Tibet, op weg naar de Mount Everest, op weg naar het gebied van de Dalai Lama en zijn boeddhistische tempels. Ga ik mijn Shangrila vinden? En kan ik omgaan met hoogtes van boven de 5000 meter? We gaan het beleven!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley