Seven Days In Tibet (deel 1) - Reisverslag uit Lhasa, China van Sander Griffioen - WaarBenJij.nu Seven Days In Tibet (deel 1) - Reisverslag uit Lhasa, China van Sander Griffioen - WaarBenJij.nu

Seven Days In Tibet (deel 1)

Door: Sander Griffioen

Blijf op de hoogte en volg Sander

30 April 2011 | China, Lhasa

21 april 2011, de dag waarop we met goede moed naar de ontbijttafel van ons hotel gingen, omdat die dag de trein naar Tibet op het programma stond. De dag ervoor hadden we het ontbijt gemist. Wie verzint er dan ook dat er maar tot een uur of 9 ontbeten kan worden. Dat noem ik nou niet bepaald vakantie!
Maar goed, op deze dag dus wel het ontbijt gehaald. En het zag er op het eerste gezicht behoorlijk veelbelovend uit. Zowaar, er stond brood op de plank. Ik dacht voor een paar seconden dat ik in de zevende hemel was beland, want brood, dat hadden we een tijd niet gegeten. Vol goede moed schepte ik mijn bord dan ook tot het randje toe vol. Dat moest smullen worden! Maar niets was minder waar. Het brood kon denk ik nog het best vergeleken worden met schuurpapier met korreltje 80. Gelukkig kregen we van het personeel een bekertje met warm water, geen thee, om de boel weg te spoelen. Op de één of andere manier vinden ze het hier lekker om gewoon warm water bij het eten te nuttigen. Ik ben , zoals je misschien vermoedt, een minder grote voorstander van zo’n versnapering. Geef me dan in ieder geval een theezakje voor de smaak! En ook daar ben ik al geen liefhebber van.

Maar genoeg over de ontbijtcultuur in China. Het moest immers een mooie dag worden. Voordat we de trein van 12 uur naar Xining namen, waar ons permit (toegangsbewijs) en treinticket naar Lhasa klaar zouden liggen, moesten we nog even wat lichaamsverzorgende producten kopen. Het ging om eenvoudige producten, als gel en deodorant. Maar eenvoudig wil in China niet altijd zeggen dat het makkelijk te verkrijgen is. Alles behalve dat! We hebben winkel na winkel uitgeplozen, maar nergens konden ze ons aan een beetje okselfrisheid en stijfmiddel voor het haar helpen. De meest vreemde gebaren heb ik in winkels staan maken, waardoor ik menig winkelier een leuke dag heb bezorgd, maar zelfs dat mocht niet baten. Toen we het bijna op wilden geven, kwamen we in een winkeltje terecht waar wonder boven wonder wel een potje stond dat voor gel door moest gaan. Ik heb het maar gekocht, maar echt werken, dat doet het niet. Ik begrijp nu in ieder geval wel waarom al die Chinezen zo stinken. Ik vraag me namelijk af of er überhaupt ergens deodorant te koop is. We gaan in Lhasa maar weer een poging wagen!

Toen we in Xining met de trein aankwamen, dacht ik even dat we beland waren in Chernobyl 2 (de verlaten stad, nadat de kerncentrale daar ontplofte). Overal waar ik keek zag ik grauwe, schrale bebouwing, dat nog eens werd aangezet door het druilerige weer waar we in terecht waren gekomen. Toen we met de taxi naar het centrum van de stad werden gebracht werd het er ook bepaald niet vrolijker op. Het enige dat ik zag was leegstand, leegstand en nog eens leegstand. Pas na een kwartier rijden, kwamen we een beetje in de bewoonde wereld terecht, maar je zou nog steeds spontaan op zoek gaan naar een stevige balk en een stuk touw als je in deze stad zou moeten verblijven.

De taxi zette ons af bij een al even treurig gebouw. In deze flat moest het kantoor huizen dat onze toegangsbewijzen en treintickets had geregeld, Tibetan Connections. Volgens de Lonely Planet moesten we op de achttiende verdieping van het pand zijn, maar toen we de lift instapten, stuitten we toch enigszins op een discrepantie; op de display stonden immers maar 15 verdiepingen. Hoe kan dat nou? Vol goede moed dan maar op naar de vijftiende verdieping. Toen we daar waren, werd duidelijk dat de laatste drie verdiepingen met de trap genomen moesten worden. Tja, zo kan het natuurlijk ook! Alsof we die dag onze benen nog niet genoeg geteisterd hadden.

In het kantoor van Tibetan Connections zaten twee vrouwen die ons hielpen met de afhandeling van alle formaliteiten om Tibet te kunnen betreden. Frank had wekenlang contact gehad met ene Tsomo om alles rond te maken. Aangezien wij in de volste overtuiging waren dat Tsomo een man moest zijn, vroegen we aan de dame die ons hielp, waar Tsomo was. De vrouw beantwoordde met het verbazende “I’m Tsomo”. Waar je wekenlang denkt over een man te praten, blijkt het ineens een vrouw te zijn. Dat was even omschakelen. We konden een glimlach dan ook niet onderdrukken. Tsomo begreep het allemaal niet, maar ach, wat maakt het uit.

Na alles te hebben afgerond liepen we met 3 permits en treintickets tevreden de deur uit op weg naar het station waar om 19.50 uur onze trein zou vertrekken. In China is het bij het pakken van een trein, net alsof je op een internationaal vliegveld staat. Ook hier moet je in een soort wachtruimte plaatsnemen, waar je dan weer wordt opgehaald zodra de trein het station binnen komt rollen. Dat binnenrollen moest dus net voor acht uur plaatsvinden, maar toen die tijd eenmaal aanbrak, was er niks te bekennen dat ook maar lijkt op iets dat op rails kan rijden. Via, via kregen we door dat het nog wel twee uur kon duren voordat onze trein zou vertrekken. We hadden dus vertraging. Nooit gedacht dat ze in China ook het woord “vertraging” kennen. Ik dacht dat dat alleen bij de NS in het woordenboek staat.
Het gekke is dat ik in Nederland enorm zou balen van die vertraging. Maar op reis maakt een uurtje meer of minder ineens niets meer uit. Tijd doet er ineens niet meer toe!
Het leuke van tegenslagen is dat wachtenden ineens iets hebben om met elkaar over te praten. Niets verbroedert zo goed als samen klagen over hetzelfde, en het dan nog eens zijn ook. Zo kregen de vreemde verschijningen uit Nederland ineens alle aandacht van de wachtruimte.

Zo waren er ook twee Tibetaanse Monniken. Terwijl ik op een bankje in de Lonely Planet aan het lezen was, voelde ik ineens iemand die een arm om me heen sloeg. Hopende op een mooie vrouw keek ik snel naar links, maar wat ik toen zag was een allervriendelijkst gezicht van een Tibetaanse Monnik. Hij zei niks en keek me alleen maar aan. De rust die deze man uitstraalde was echt geweldig. Noem me een mietje, maar ik voelde me echt op mijn gemak. Zonder dat we elkaar konden verstaan begrepen we elkaar wel. Ik had weleens gelezen dat Tibetaanse monniken prachtige en vredelievende mensen zijn, maar nu ervoer ik dat ook echt op die manier!
Uiteraard wilde ik toch een poging tot communiceren ondernemen. Van Jan Tigchelaar had ik een plaatjesboek gekregen dat daarvoor uitstekend van pas kwam. De monnik bladerde door het boekje en vertelde in het Tibetaans wat hij op het plaatje zag. Ook de LP kwam prima van pas. Op de laatste pagina’s van het boek stonden wat Tibetaanse woorden vertaald naar Engels en zo leerden we hoe we mensen aan moeten spreken en gedag moeten zeggen in het Tibettaans. Daarnaast kon de monnik duidelijk maken in welk klooster hij huisde. Wij beloofden plechtig om in Lhasa een bezoek te brengen aan dat klooster, zodat we de man kunnen aanschouwen in zijn “natuurlijke habitat”.

Een deel van de wachttijd werd dus doorgebracht met de monnik. Om de rest van de tijd te doden besloten we op de vloer een potje te kaarten. Al snel waren we de attractie van de wachtruimte. Zo’n 30 toeschouwers hadden zich om ons heen verzameld om te kijken naar een spel dat ze toch niet konden begrijpen. Ik voelde me net een gekooid aapje in de dierentuin. Dat er naar me gekeken wordt, dat ben ik inmiddels wel gewend, maar dat er tijdens een simpel potje kaarten zoveel geïnteresseerden zijn, dat ging ook mijn voorstellingsvermogen te boven. Er werden door sommigen zelfs foto’s van gemaakt. Ze moesten plechtig beloven de foto boven hun bed te hangen.

Na twee enerverende uren wachten, was het dan zover. De trein, die begonnen was in Peking, naar het hooggebergte stond voor ons klaar. De eerste persoon die we tegen het lijf liepen was ook gelijk zo’n beetje de eerste Nederlander die we op reis tot nu toe zijn tegengekomen. Een te toeristische trein dus.
Voor de rest was de trein gevuld met voornamelijk Chinese toeristen. Nou heb ik op zich niks tegen toeristen, maar Chinezen, die hangen een rare vorm van reizen aan. Ze zijn luidruchtig en behoorlijk //asociaal. Toen ik bijvoorbeeld bij mijn coupe aankwam, lag er een Chinees in mijn bed te ronken. Ik vind heel veel dingen prima, maar dit gaat zelfs mij te ver. Kom niet aan mijn beddengoed! Wat een ransaap! Jeroen en Frank hadden een ander coupe dan ik. En daarom kwam het dat ik met louter Chinese aso’s in de coupe zat. Op zich geen probleem, kan ik alvast een beetje wennen aan het reizen als Remi door dit immense land.

Op een gegeven moment wist ik de man, die in mijn bed lag, duidelijk te maken dat dit toch echt niet de bedoeling kon zijn. Het interesseerde hem volgens mij geen ene moer, maar hij stond na lang aandringen wel op. Ik besloot mijn woede een beetje in te houden, aangezien ik met dezelfde man nog zo’n 24 uur in één coupe door moest brengen. Het kookpunt was echter al wel bijna bereikt.
Van de conducteur kreeg ik gelukkig nieuw beddengoed en ik kon daardoor rond een uur of 12 eindelijk gaan slapen.
Maar niet voor lang! Rond een uur of 5 schrok ik wakker van iemand die duidelijk het idee had dat hij de afstand tussen verzender en ontvanger moest overbruggen met zijn stemgeluid. Het was dezelfde man die die avond daarvoor mijn bed had geconfisqueerd. Kijk, als hij nou één telefoongesprek voert, dan vind ik dat nog toelaatbaar. Deze man wist het echter te presteren om zeker tot een uur of half 7 aan één stuk door te leuteren. Dat gaat mij echt te ver. Ik heb de man dan ook in niet misverstane gebaren duidelijk gemaakt dat ik toch echt nog even wilde slapen. Dat was dan ook het moment waarop de oorlog tussen hem en mij definitief begon! Vrienden zouden we in ieder geval niet meer worden. Wat een malloot!

Na de hoop op uitslapen, wat ik wel degelijk kon gebruiken, te hebben opgegeven, maar een ontbijt gesmeerd en proberen te genieten van het prachtige landschap.
En prachtig is het. Ik probeer eigenlijk al dagen woorden te vinden voor datgene dat aan het raam van de trein voorbij trok. De woorden zouden moeten gaan over prachtige bergmeren, hoge passen, eeuwige sneeuw en wilde dieren die op de één of andere manier een overlevingsstrategie hebben gevonden in een landschap dat zo woest is, dat het nergens mee te vergelijken is.

In de trein, naar het dak van de wereld, is zelfs extra zuurstof aanwezig om het reizen op grote hoogte aangenamer te maken. Dat is ook niet zo gek als je bedenkt dat je over passen gaat van ruim 5000 meter. Helemaal “happy de Peppie” voel je je dan ook niet. Continu heb je het gevoel alsof iemand je luchtpijp aan het dichtknijpen is en de hoofdpijn doet denken aan een zondagochtend na een avondje flink doorzakken in de plaatselijke kroeg.
Na een tijdje raakte ik er wat beter gewend aan, maar ik was, door mijn grote vriend in de coupe, toch echt super moe. Ik besloot daarom ’s middags een ouwelullentukje te plegen om een beetje fit te beginnen aan het avontuur dat Tibet heet.

Aangekomen bij mijn coupe kreeg mijn woede van die ochtend een staartje. De man, die het nodig vond om de avond ervoor in mijn bed te gaan liggen en om 5 uur in de ochtend te bellen, had weer plaatsgenomen in mijn bed. Ik moest alles bij elkaar rapen om niet te ontspinnen in fikse woede, die zou resulteren in een flinke draai om de oren. Ik besloot tot 10 te tellen. 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10….. Nee, woede was er nog steeds. Dan maar tot 20. 11,12,13,14,15,16,17,18,19,20. Verdomme, nog steeds was mijn woede niet bekoeld…… Gelukkig kon ik de uiting van woede beperken tot een fiks handgebaar en “het belerende vingertje” van Andries Knevel.
De rest van de reis was er geen spoor meer van mijn “kameraad” te bekennen, maar mijn geplande tukje was al in het water gevallen door zijn capriolen. Dan maar zitten en een boek lezen.
Ook dat plan werd bruut onderbroken toen een vrouw, van een coupe verderop, op mijn boek begon te tikken. Ik dacht: “wat moet jij nou weer!” Maar haar vriendelijke uitstraling deed dat vooroordeel al snel in de prullenbak verdwijnen. In gebrekkig Engels begon ze vragen te stellen over werk, reizen, thuisland, economie en cultuur. Ik vertelde dat ik van plan ben om me een jaar lang te onttrekken aan het leven in Nederland en dat ik over land naar Singapore reis en daarvandaan doorvlieg naar Australië. Ze snapte er werkelijk niks van! ‘Hoe kan je nou je baan opzeggen en dan een jaar lang op reis gaan?’ Tja, ik voelde me op dat moment een beet een luxekind, dat maar doet waar hij zelf zin in heeft en de maatschappij laat voor wat hij is. Ik kon haar geen goed antwoord geven op haar vraag. Dat is nou duidelijk een cultureel verschil. Wie weet is het over 20 jaar in China ook wel een heel normaal verschijnsel.
Andersom kon ik haar bevragen over allerlei onderwerpen die al jaren over China in mijn hoofd zitten. Hoe zit het bijvoorbeeld precies met de éénkindpolitiek en ben je vrij in je beroepskeuze of word je daarin “gestuurd” door een bureaucratische overheid.
De vrouw vertelde 28 jaar oud te zijn, 4 jaar getrouwd te zijn, met de man die inmiddels ook in de coupe aangeschoven was en volgend jaar een kind te willen. De, voor Chinese begrippen, vrij lange vrouw was heel pragmatisch ingesteld. Ik had het idee alsof ze haar leven van wieg tot graf al ingedeeld had. En als dat leven zich niet op die manier zou voltrekken, ze een enorme teleurstelling te verwerken heeft.
Ze vertelde over haar huidige beroep als immigratieagente, vandaar dat ze een beetje Engels sprak, en over de manier waarop ze aan die baan gekomen was. De overheid in China liet haar geen keus. Ondanks dat was ze tevreden, maar liever was ze schrijver geworden.
Omdat ze bij de overheid werkt mag ze maar één kind krijgen. Als ze er meer wil, dan moet ze kunnen aantonen dat haar man alleen de kost kan verdienen, want zij moet dan stoppen met haar werkzaamheden als diender.
Ik dacht dat éénkindpolitiek niet meer speelde in China, maar de bureaucraten hebben dus wel degelijk nog steeds een flinke vinger in de pap als het gaat om gezinsplanning. Iets wat wij ons niet voor kunnen stellen. Misschien dat de vrouw daarom ook zo pragmatisch is ingesteld.

Rond een uur of 18.00 werd het tijd om wat voer naar binnen te werken in de restauratiewagen. We kregen 4 soorten vlees met daarin vermengd wat groenten. Terwijl de kok, met een dampende sigaret, boven een pot met rijst stond te roeren, werkten wij het eten weg en besloten nog wat te kaarten, de trein had immers toch twee uur vertraging, dachten we!
Het werd opeens verdacht stil in de “resto”. En buiten zagen we toch echt iets dat leek op het binnenrijden van een grote stad. Zouden we al in Lhasa zijn? Die gedachte werd bevestigd door een “paniekerige conducteur” die ons kwam halen, want we zouden over 10 minuten arriveren. Hoe ze het flikken? Ik weet het niet, maar ik vind het knap zat; twee uur tijd inhalen.
Als Speedy Gonzalez bewogen we ons terug naar onze coupe, zeven treinstellen verderop, terwijl alle treinreizigers met grote pakken bagage, in het gangpad, klaar stonden om de trein spoedig te verlaten. Precies op het moment dat we bij onze coupes aankwamen reed de trein het station van Lhasa binnen. Gauw de tas inpakken en uitstappen. Het ging de conducteurs allemaal niet snel genoeg. Je zou zeggen, wat maakt het uit als ik iets later uitstap, het is immers toch het eindstation. Waarschijnlijk krijgen ze hier betaald tot het moment waarop de trein stopt, en hebben ze geen zin om langer te werken dan dat.

Wat gestrest kwamen we dan ook het station van Lhasa uit, op zoek naar de gids, die verplicht bij je moet zijn als je een bezoek wilt brengen aan Tibet. Al snel vonden we een man met de naam van Jeroen op zijn bordje. Het was een man met een grote cowboyhoed op zijn hoofd, die zichzelf Jimmy noemde. Zo op het eerste gezicht een joviale kerel. Hij nam ons mee naar een jeugdherberg voor de broodnodige uurtjes nachtrust.

We boekten een driepersoonskamer voor 6 euro per persoon per nacht. Eindelijk was het moment daar; douchen! En dat is lekker hoor na een lang stuk treinen. Vol goede moed trok ik dan ook mijn stinkende kleren uit en zette ik de kraan open om me te laten verwennen door het warme water dat door de leidingen op mijn lichaam neer zou kletteren.
Uiteraard was de douche, zoals menig badkamer op deze reis, weer één grote deceptie! Het putje spoelde niet door en het de straal die uit de kraan kwam, kon niet eens worden betiteld als een straal. Het was een stroompje dat neerdaalde op mijn hoofd. Het stroompje zorgde er wel voor dat de badkamer binnen de kortste keren blank stond (Geert Wilders zou trots zijn). Zo jammer is dat! Niet helemaal schoon kroop ik dan ook onder de dekens in een stad, 3700 meter boven zeeniveau. Eindelijk slapen!

De volgende morgen werd ik na een onrustige nacht wakker. Ik voelde me op z’n zachtst gezegd als een slappe vaatdoek in een slecht onderhouden studentenhuis, waarin teveel bacteriën zijn blijven hangen. Ik denk dat het de hoogte is, waardoor je net wat minder zuurstof binnenkrijgt en dus minder uitgerust wakker wordt. Een andere verklaring kan ik er ook niet voor geven.

De gids stond om 10 uur voor ons klaar om de stad onveilig te maken. Tot nu toe hadden we op elke bestemming alles zelf uitgezocht, maar omdat het in Tibet dus niet mogelijk is om zonder gids in het wild rond te lopen, hoefden we nu een keer niet alles van tevoren uit te zoeken, ook wel eens lekker!
De eerste dag Lhasa stond in teken van tempels, tempels en nog een tempels, Boeddha, boeddha en nog eens Boeddha.
Het Boeddhisme is het vreemdste geloof waar ik ooit mee in aanraking ben gekomen. Je moet wel heel veel inlevingsvermogen hebben om mee te gaan in de rituelen die dit geloof voorschrijft. Zo kunnen Boeddhisten alles offeren wat ze maar willen. En dat doen ze dan ook! Je kan het zo gek niet verzinnen of het wordt in de fik gestoken. Af en toe waan ik me in een tempel net als op de camping bij de TT van Assen. Ook dan wordt er van alles op het vuur gegooid, alleen heeft het dan net wat minder religieuze betekenis.
Zo offeren ze hier bijvoorbeeld pakjes melk, bier, snoepjes en boter, als het maar brandt! Daarnaast proberen ze de goden gunstig te stemmen door bij ieder beeld geld te doneren. En nou staat er in een tempel niet één beeld. Nee, het zijn er honderden per tempel. Bij ieder beeld zie je hele stapels bankbiljetten liggen van mensen die waarschijnlijk hun lot in hun volgende leven proberen te kopen (Boeddhisme is gestoeld op reïncarnatie). Het is altijd iets dat me heeft gefascineerd; geld en geloof. Alsof Petrus aan de hemelpoort staat met een rekenmachine om te berekenen of je genoeg hebt betaald om binnen te mogen. Als ergens geld geen rol mag spelen, dan is dat mijns inziens het geloof wel.

In Lhasa heb je twee hele grote tempels. De Jahkong en de Ramoche tempel. Die eerste tempel is de meest heilige van heel Tibet. Het is dan ook indrukwekkend om te zien hoeveel pelgrims op deze tempel afkomen. Als in een trance vallen de gelovigen op hun knieën neer voor het heiligdom. Sommigen hebben blokjes aan handen en voeten gebonden waar ze iedere keer weer op neervallen. Er stond een grote rij voor de ingang, maar wij, betalende toeristen, mochten de rij omzeilen om zo het heiligdom snel te kunnen betreden. Het is een raar iets om een hele rij met starende gelovigen te passeren, omdat jij een fikse entreeprijs hebt betaald. Ze schijnen het hier heel normaal te vinden.

Onze gids vertelde honderduit over de beelden en hun betekenis. Het meeste ging langs me heen, want de Boeddhisten geloven in zoveel verschillende beelden dat de betekenis per beeld me totaal ontgaan is. Thuis moet ik maar eens een naslagwerk aanschaffen om het rariteitenkabinet aan beelden voor mezelf op een rijtje te zetten. Nu duizelt het me nog! Achteraf gezien had ik me thuis al in moeten lezen.

Het is wel even wennen om als een mak lammetje achter een gids aan te lopen die van alles vertelt. Maar het is ook wel weer eens lekker om hersenloos achter iemand aan te lopen door een stad en niet bang te hoeven zijn om te verdwalen.
Op dag 2 bracht onze gids ons naar het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt in Lhasa, Potala Palace. Oftewel het onderkomen van de Dalai Lama in de winter. Bijna iedereen kent het paleis wel. Het gebouw toornt hoog uit boven de straten van Lhasa en krijgt alleen daardoor al een imponerend karakter. Om bij de entree van het paleis te komen moesten heel wat trappen worden genomen. Iets wat op zeeniveau appeltje-eitje is, voelt op 3700 meter ineens als een marathon. Overdrijven is natuurlijk ook een vak, maar het is wel aanpoten geblazen.

Als een hijgend hert kwamen de drie Nederlanders aan bij de ticketoffice, het hoogtepunt van de Chinese overheid. We moesten 10 euro afrekenen voor een kaartje dat één op één de Chinese staatskas in verdwijnt. Het is treurig om te zien hoe de overheid Tibet in haar greep heeft, maar daarover later meer.
De gids kreeg een aantekening van de tijd op een papiertje, dat bij de uitgang weer getoond diende te worden. De toerist mag namelijk niet langer dan een uur in het paleis vertoeven. Mijn mond viel open van verbazing over deze regulering vanuit het instituut dat overheid heet. Maar ja, het is mijn land niet en ik zal er maar niks van zeggen, anders wordt het verblijf in Tibet misschien met een paar dagen verlengd. Dus mee in het systeem.

De binnenkant van het Potala Palace doet niet onder voor de tempels van een dag eerder. Ook hier overal Boeddhabeelden waar de nodige biljetten aan worden gedoneerd. Daarnaast is in het Potala de plek waar de voormalige lama’s in tombes liggen. De ene tombe is nog groter dan de ander. Volgens de gids gaf de grote van de tombe aan hoe belangrijk een Lama is geweest voor het volk.
We renden letterlijk door het Paleis heen om de tijdslimiet van een uur niet te overschrijden. Het was uiteindelijk wel een bestemming die je niet mag missen, maar hier en daar roepen dit soort bezienswaardigheden toch wat aversie bij me op.

Zoals eigenlijk een heleboel in Lhasa mij wat tegenstaat. Ook dat heeft weer alles te maken met de regulering vanuit de Chinese overheid. Het is duidelijk te zien dat Tibet een onderdrukte provincie binnen de republiek China is. Om de zoveel meter staan er glazen hokjes waar het leger in de gaten houdt of er niets uit de hand loopt. Ook weten de Chinezen het te presteren om op de belangrijkste monumenten in Tibet een Chinese vlag te plaatsen, bijvoorbeeld het Potala Palace. Dat moet toch pijn doen voor de Tibetanen die zo naar een autonome staat verlangen. De hoop op een eigen land hebben ze allang opgegeven.
De gids is ook een Tibetaan. Een aantal keer heb ik geprobeerd te praten over de problematiek in zijn provincie, maar dan antwoordt hij steevast met “I don’t know”. Waarschijnlijk is hij te bang om erover te praten. Ik denk ook dat de geheime politie hier een aardige vinger in de pap heeft en dat hij daarom te bang is voor luistervinkjes die eventuele kritische kanttekeningen hard bestraffen.

Als je door alles heen kunt kijken, dan blijft er wel een prachtig volk over met schitterende rituelen. Rituelen die op weg naar de Mount Everest alleen maar beter tot uiting komen en minder onder druk staan van de regulering van moedertje China.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: China, Lhasa

Sander

Hoi allemaal, Leuk dat je mijn capriolen buiten de Nederlandse landsgrenzen gaat volgen. Eens in de zoveel tijd zal ik middels verhalen op dit blog vertellen hoe het met me gaat en wat ik allemaal meemaak op reis. Daarnaast kunnen jullie volgen of mijn psyche het aankan om alleen rond de wereld te zwerven. Voor degenen die nog niet precies op de hoogte van mijn plannen zijn, hier even in het kort het “plan de campagne”. Het is de bedoeling om over land naar Singapore te reizen, om daar het vliegtuig te pakken naar Australië. Zo’n 15.000 kilometer door de mooiste bossen, de droogste woestijnen en over de hoogste bergpassen. Wil jij weten wat mijn route zal zijn? Blijf me dan volgen!

Actief sinds 22 Maart 2011
Verslag gelezen: 278
Totaal aantal bezoekers 86064

Voorgaande reizen:

25 Maart 2011 - 23 Juni 2012

Zo min mogelijk vliegen!

Landen bezocht: